Het is inmiddels 2025, en toch blijft de oceaan voor ons grotendeels een mysterie. Volgens een recent onderzoek, gepubliceerd in Science Advances, hebben we sinds de jaren ’50 met eigen ogen maar 0,001% van de zeebodem daadwerkelijk gezien. Klinkt bizar? Dat is het ook. Dit minieme percentage benadrukt hoe weinig kennis we hebben over een omgeving die onmisbaar is voor het leven op aarde.
Vrijwel overal ter wereld heeft de mens zijn stempel gedrukt, behalve op één plek — de diepe zee. Er wordt vaak gezegd dat de oceanen onze laatste, onbekende frontier zijn. Maar de werkelijkheid is nog schraler: onderzoekers analyseerden decennia aan expedities en kwamen tot de conclusie dat mensen direct slechts… 0,001% van de volledige oceaanbodem gezien hebben. Dat is ongeveer een tiende van het oppervlak van de provincie Utrecht — op heel de wereldzeeën!
Een pijnlijk eenzijdig beeld
Met zulke cijfers kunnen we onmogelijk zeggen dat we de oceaan begrijpen. En het wordt erger: sommige delen zijn veel vaker onderzocht dan andere. Van de 44.000 diepzeeduiken sinds 1958 was maar liefst 65% binnen 400 kilometer van de kusten van de VS, Japan of Nieuw-Zeeland. Sterker nog, vijf landen — de bovengenoemde drie, plus Frankrijk en Duitsland — zijn verantwoordelijk voor 97% van de waarnemingen. Je ziet het al: ons beeld van de diepzee is erg beperkt — zowel geografisch als qua perspectief.
De meeste kennis en modellen over diepzee-ecosystemen zijn dus gebaseerd op een minuscuul en niet-representatief stukje oceaan. Stel je eens voor dat we wereldwijde natuurregels zouden afleiden door alleen in Amersfoort rond te kijken. Dat zou nergens op slaan — toch doen we dat nu, met de oceaan.
Hoe kunnen we dan weten wat klimaatverandering of mijnbouw écht betekent voor het leven in de diepzee? Katy Croff Bell, hoofdauteur van het onderzoek, zegt het duidelijk: “We moeten de ecologie en processen van de diepe oceaan veel beter begrijpen als we verstandige keuzes willen maken over grondstoffen en natuurbehoud.” Daar valt eigenlijk niets op af te dingen.
Tot de ontdekking in 1977 dacht niemand dat bij hydrothermale bronnen bruisende ecosystemen konden bestaan. Hoeveel onverwachte wonderen liggen er nog verstopt in de Nederlandse wateren — of onder het Noordzeekanaal — en zijn nu nog volslagen onbekend? Bron: Submarine Ring of Fire 2006 Exploration, NOAA Vents Program, Wikimedia Commons, publiek domein
Waarom directe observatie onmisbaar blijft
Het in kaart brengen van de diepzee (dieper dan 200 meter) is een gigantische uitdaging. Toch weten we dat juist daar veel gebeurt wat ons klimaat beïnvloedt — de oceaan speelt een sleutelrol in wereldwijde biochemische kringen. En eerlijk: sommige van de grootste farmaceutische doorbraken zijn voortgekomen uit onderzoek op plekken waarvan we tot kort geleden het bestaan niet eens vermoedden.
Ons huidige beeld van de diepe oceaan is vooral gebaseerd op indirecte data — schepen, satellieten, losse metingen van temperatuur of samenstelling. Handig, maar lang niet zo betrouwbaar als waarneming met eigen ogen of via camera’s op locatie.
Gelukkig is er hoop: geavanceerde autonome onderzeeërs, zoals de Ulyx van Ifremer, worden steeds beter. Daarmee kunnen we ook lastiger bereikbare plekken verkennen. Hopelijk gaan we in Nederland daar de komende jaren flink in investeren — oceanografie in Rotterdam klinkt ineens heel actueel.
We zullen nooit élk stukje oceaanbodem direct zien, dat is duidelijk. Maar nu is de tijd om écht stappen te zetten — voor het klimaat, de wetenschap én onszelf.