We weten hoe we soorten kunnen redden. We beschikken over de kennis en middelen – maar zonder samenwerking blijft al dat potentieel onbenut. Dat zegt Kira Mileham, een internationaal bekende expert op het gebied van soortbehoud.
De zogenaamde Centra voor Soortoverleving (CSS) zijn een strategisch initiatief van de Internationale Unie voor Natuurbescherming (IUCN). Door wetenschappelijk onderbouwde plannen te combineren met wereldwijde samenwerking, maken ze korte metten met klassieke, vaak versnipperde natuurbeschermingsprojecten.
Mileham – op dit moment Global Director Strategic Alliances bij de Species Survival Commission (SSC) – legt uit: deze CSS-centra verbinden lokale én internationale inspanningen voor de bescherming van soorten met uitsterven. Wereldwijd zijn er inmiddels 35 centra verspreid over 21 landen, die meer dan 10.000 specialisten uit 186 landen samenbrengen. Da’s een flink netwerk.
Voor een biodivers land als Argentinië zijn deze samenwerkingen extra urgent. Denk bijvoorbeeld aan het herstelplan voor de zeldzame ranita van Laguna Blanca, een soort die alleen daar voorkomt.
Het draait dus om meer dan alleen soorten in kaart brengen: door overheden, lokale groepen en internationale experts aan elkaar te koppelen, ontstaan er netwerken die van elkaars fouten én successen leren. Best practices zijn zo niet alleen theorie, maar worden ook echt toegepast.
Wat zijn de Centra voor Soortoverleving eigenlijk?
CSS ontstaat uit allianties tussen de IUCN, haar Commissie voor Soortoverleving, en toonaangevende natuurinstellingen zoals dierentuinen, botanische tuinen en onderzoekscentra. Zulke instellingen leveren niet alleen mankracht en expertise, maar zijn letterlijk knooppunten tussen wetenschap en samenleving.
Het grote verschil met klassieke ngo’s? CSS werken puur strategisch en wetenschappelijk. Ze starten telkens met een risicoanalyse, stellen een herstelplan op maat op en gaan daarna pas de uitvoering in. Vaak zie je bij andere organisaties losse projecten naast elkaar; deze aanpak is dus anders.
“De centra geven richting aan de wetenschap, ontwikkelen plannen én voeren daadwerkelijk herstelprogramma’s uit – niet enkel losse acties ter plekke”, benadrukt Mileham. Stel je voor: ze maken bijvoorbeeld gebruik van de IUCN Rode Lijst om te bepalen hoe bedreigd een soort is. Daarna volgt een strategie die bij elk land en ecosysteem past.
Naast pure biologie zijn CSS-centra ook ontmoetingsplekken: hier komen experts, gemeenschappen, beleid en organisaties bij elkaar. “Geen enkele organisatie bezit alle antwoorden. Via de CSS kunnen specialisten wereldwijd vaardigheden, kennis en succesvolle methoden met elkaar delen”, zegt Mileham.
De brug tussen lokaal en mondiaal
CSS-centra koppelen het behoud in situ (in de natuur zelf) aan ex situ (onder menselijk toezicht, bijvoorbeeld in Artis of de Hortus Botanicus). Hierdoor ontstaat kennisuitwisseling, extra slagkracht en betere resultaten voor de lange termijn.
Elk centrum past zich aan het lokale ecosysteem aan — wat werkt in Zuid-Limburg is niet per se geschikt voor de Noordoostpolder of de Veluwe. Projecten kunnen worden gestart door lokale ngo’s, de overheid of direct vanuit het centrum. Dat hangt af van menskracht, middelen en soms gewoon de actuele urgentie.
Voorbeelden uit Argentinië
Je ziet het in de praktijk bij de samenwerking met de Fundación Temaikèn en het Argentijnse CSS: zij proberen het tij te keren voor de ranita van Laguna Blanca, met hulp van het wereldwijde netwerk van amfibieënexperts.
“Het is naïef te denken dat één stichting of park in z’n eentje echt het verschil kan maken als er een wereldwijd netwerk klaarstaat om te ondersteunen”, aldus Mileham.
Of neem de zeldzame planten uit Misiones: met lokale botanici en Zuid-Amerikaanse experts zijn daar nu 16 nog niet-geclassificeerde bedreigde soorten in kaart gebracht – de start van gerichte bescherming.
“Juist omdat overheden, militairen, burgers en specialisten samenwerkten, konden we effectieve bescherming opzetten voor soorten die misschien anders nooit waren opgemerkt”, vertelt Mileham, die het internationale CSS-partnernetwerk aanstuurt.
Zij waarschuwt: verliezen we soorten als de patagonische kikker, een unieke slakkensoort of zelfs de felgele kardinaal – die alleen in Argentinië voorkomen – dan zijn ze wereldwijd verdwenen. Dat is niet alleen dramatisch voor ecosystemen, maar betekent ook verlies van toekomstige kennis voor medicijnen, landbouw of economie.
Wat staat er op het spel? Bedreigingen, communicatie en urgentie
Zelfs met tools en expertise ligt bescherming van de natuur steeds vaker onder vuur, mede door sociale en economische druk. Ecologische problemen concurreren met thema’s als geld, zorg en onderwijs – probeer dan maar eens prioriteit te krijgen op de politiek agenda.
“Soorten redden is haalbaar, alleen hebben gemeenschappen vaak andere problemen aan hun hoofd”, merkt Mileham droogjes op. “Beleidsmakers en donoren overtuigen is soms een dagtaak.”
Goede communicatie is essentieel, maar niet altijd genoeg. Volgens Mileham: “Er moet nú gehandeld worden, ook als de resultaten pas later zichtbaar zijn. Lastig, want wie wil er tijd of geld steken in iets dat niet meteen meetbaar is?”
Uiteindelijk heeft elk dier en elke plant een potentiële waarde die we nog niet eens altijd kennen. “We weten eigenlijk nooit precies wat de gevolgen zijn als een soort uitsterft. Sommige zorgen voor schoon water, andere blijken ineens medisch heel waardevol – en heel wat zullen we gewoon nooit ontdekken”, besluit Mileham.