Een geheim onthuld: de megaliet van Matarrubilla
Verscholen in het prehistorisch landschap van Valencina de la Concepción bij Sevilla, blijft de Matarrubilla-megaliet het onderwerp van verwondering en discussie. Wat archeologen nu hebben achterhaald, zorgt voor opschudding in hoe we over prehistorisch Zuid-Spanje denken. uit een recent interdisciplinair onderzoek blijkt namelijk: de reusachtige gipssteen in het hart van het monument werd tientallen kilometers over zee vervoerd. Dit is de oudste onomstotelijke aanwijzing voor “megalithisch zeetransport” op het Iberisch schiereiland. Zeg nou zelf — dat verwacht je niet van een samenleving uit het derde millennium v.Chr.
De tholos van Matarrubilla: architectuur uit de Bronstijd
Matarrubilla behoort tot de indrukwekkendste grafmonumenten rondom Valencina, samen met La Pastora, Montelirio en Cerro de la Cabeza. Het bouwwerk — 36,2 meter lang van ingang tot achterwand — bestaat uit een smalle gang die uitmondt in een bijna perfecte cirkelkamer van bijna 3 meter doorsnede.
In het midden staat een unieke monolithische gipssteen: rechthoekig, ruim een kubieke meter in volume, en naar schatting 2.200 kilo zwaar. Nog altijd zijn archeologen het er niet over eens of dit een altaar was, of een ander ritueel object. Pas zeer recent, toen ik het rapport las, viel het kwartje: niemand had deze steen tot in detail laten analyseren.
Exotisch gips, perfect bewerkt
Uit laboratoriumonderzoek bleek: de steen is een gebreccieerde, tektonisch vervormde gipsrots. Zulke stenen kent men simpelweg niet in de wijde omgeving van Valencina. De bonte mix van witte, rode en groene tinten maakt ‘m niet alleen zeldzaam — hij springt ook meteen in het oog.
Onderzoek naar bewerkingssporen bracht nog iets aan het licht: de mensen uit die tijd gebruikten gepolijste stenen bijlen en voor-metalen werktuigen om het blok vorm te geven. Geen spatje koper te bekennen. Daarmee weten we vrijwel zeker dat deze bewerking plaatsvond ruim vóór de bloeitijd van Valencina’s monumentale grafheuvels.
Herkomst: een tocht over het Guadalquivir-estuarium
Door vergelijking met gesteenten elders, ontdekten onderzoekers dat de Matarrubilla-steen waarschijnlijk afkomstig is uit de omgeving van Las Cabezas de San Juan – hemelsbreed zo’n 55 kilometer naar het zuidoosten, gescheiden door wat 5.000 jaar geleden een wijde zeearm was.
Om zo’n gigantische steen naar Valencina te krijgen moest men het water op. Dat betekende — er is geen betere manier om het te zeggen — een boot bouwen, het blok over zee vervoeren, en daarna nog eens steil omhoog de Aljarafe-heuvel op slepen. Het is de eerste keer dat wetenschappers zo’n prestatie hebben kunnen bewijzen in de vroege prehistorie van Spanje.
Een veel oudere datering dan verwacht
Met behulp van OSL-datering („optically stimulated luminescence”) bepaalden archeologen dat de steen ergens tussen 4.550 en 3.230 v.Chr. werd geplaatst. Dat is honderden jaren vóór de klassieke tholoi rond Valencina gebouwd werden — de vroegste (Montelirio) dateert uit ca. 2.850-2.700 v.Chr.
Dat roept prangende vragen op: was deze monoliet ooit deel van een nóg oudere fase van het landschap? Sommige onderzoekers denken zelfs dat men de tholos van Matarrubilla later — dus om de steen heen — bouwde. En let op: de bewerkingssporen aan de steen wijzen erop dat men hem vooraf, dus buiten de kamer, volledig moest vormgeven. Naar binnen, bijschaven kon gewoon niet.
Een zeldzaamheid in Europa
Nooit eerder werd in Spanje een vergelijkbaar object gevonden. Alleen in Ierland en Malta zijn vage parallellen bekend, zoals de bewerkte stenen in Brú na Bóinne en de drinkbak in Kordin III. Maar nergens zijn vorm, gewicht en materiaal zo ongeëvenaard als bij Matarrubilla.
Bovendien — en dit vind ik vrij bijzonder — werd geen spoor van schildering of gravering aangetroffen. Dat doet vermoeden dat men enkel op het natuurlijke kleur- en lichtspel was gesteld. Misschien was zeldzaamheid hier allesbepalend voor het rituele aanzien. Een typisch geval van „less is more”, maar dan 5.000 jaar geleden.
Een technische en sociale prestatie van formaat
Het verhaal van de Matarrubilla-steen bewijst: de volkeren langs de Guadalquivir waren verrassend geavanceerd. Wie met zeil of vlot een steen van meer dan twee ton over water en daarna een helling op weet te krijgen — daar moet organisatie, kennis en samenwerking achter zitten. Wij Nederlanders, gewend aan platte waterwegen en zware lasten van Van Gend & Loos, kunnen daar zeker waardering voor opbrengen.
Trouwens, Valencina was destijds een bijeenkomstplek van formaat. Exotische grondstoffen als ivoor, barnsteen, varisciet en cinnaber doken hier allemaal op. De gipssteen van Matarrubilla past qua mystiek perfect in dat plaatje.
misschien is dit wel het mooiste voorbeeld van de technische kunde, symbolische verbeelding en organisatietalent van de prehistorische Iberische gemeenschappen. een enkele steen, die een zee oversteekt, zet ons vandaag de dag nog steeds aan het denken.