Stel het je voor: een papegaai die tot 4 kilo weegt, ’s nachts actief is, nooit een centimeter vliegt én diepe, brommende geluiden maakt vanuit zelfgegraven kuilen om een partner te lokken. Dat beest bestaat echt — het is de kākāpō, een van de zeldzaamste vogels ter wereld. Vandaag leven er nog slechts enkele tientallen op de Nieuw-Zeelandse eilanden. Hun toekomst? Die hangt letterlijk aan een zijden draadje.
Toch geven wetenschappers de moed niet op. In 2025 zetten internationale onderzoekers alles op alles en gebruiken ze kunstmatige inseminatie in de hoop dat deze reuzenpapegaai alsnog nageslacht krijgt.
Kākāpō: de unieke nachtbraker van Nieuw-Zeeland
De kākāpō (Strigops habroptilus) is niet zomaar een papegaai. Het is de enige papegaai ter wereld die niet kan vliegen, uitsluitend ‘s nachts leeft én zich voortplant via het zogeheten “lek”-systeem. Hierbij maken mannetjes indrukwekkende geluiden van onder uit de grond, in kuilen die het geluid versterken. Misschien klinkt het gezellig — maar dit systeem betekent ook dat slechts een handjevol mannetjes nageslacht krijgt.
De uitdagingen houden daar niet op. Kākāpō’s hebben niet alleen een lage vruchtbaarheid — veel embryo’s halen het niet eens tot geboorte. Bovendien planten ze zich alleen voort in bepaalde jaren, wanneer bijzondere bomen als de rimu massaal vrucht dragen. Die timing is grillig, zoals Nederlanders weten die wel eens op goede mosseljaren rekenen — soms zit het tegen, soms zit het mee.
Hoe Europeanen (onbedoeld) de kākāpō in gevaar brachten
De situatie verslechterde dramatisch na de komst van Europese kolonisten. Die namen muizen, hermelijnen en wezels mee — allemaal rovers die op geur jagen. voor de slimme maar tragisch geurige en schuilende kākāpō was dat een ramp. Conservatiebiologen hebben de laatste populaties naar roofdier-vrije eilanden verhuisd, maar het aantal vogels blijft kritiek laag.
Innovatieve veterinaire technologie als laatste redmiddel
Wetenschappers grepen in, letterlijk. Sinds 2009 wordt er geëxperimenteerd met kunstmatige inseminatie — tot nu toe met beperkt succes. Maar volgens een PLOS ONE-studie in 2025 is er goede vooruitgang geboekt met een verfijnde aanpak.
Tijdens het broedseizoen van 2019 werd sperma verzameld van 20 mannetjes. Dat gebeurde via een combinatie van buikmassage en een speciaal ontwikkelde, elektrische multiprobe-sonde voor grote vogels. Klinkt futuristisch — en dat is het ergens ook.
Na een snelle veldanalyse van de kwaliteit werden de beste monsters gebruikt voor de inseminatie van 12 vrouwtjes. Binnen één broedronde steeg het slagingspercentage van 29,4% (zonder hulp) naar maar liefst 70% met deze techniek.
En het werkt echt: inmiddels zijn er minstens vier kuikens grootgebracht dankzij deze ingreep. Opvallend: sommige jonge vogels zijn afkomstig van mannetjes die tot dan toe nooit nageslacht hadden — zo keren zeldzame genen terug in het kākāpō-DNA.
Het gaat om veel meer dan het redden van een soort
Kunstmatige inseminatie biedt niet alleen meer kans op kroost, maar helpt ook de broodnodige genetische diversiteit te behouden. Dat is essentieel — de populatie is zo klein dat unieke genen met gemak in slechts één generatie volledig zouden kunnen verdwijnen.
De onderzoekers willen deze techniek de komende broedseizoenen herhalen. Ze ontwikkelen nu al protocollen om sperma langdurig op te slaan, eventueel zelfs via cryopreservatie. Wie weet zien we straks kākāpō’s die genetisch puzzelwerk samenbrengen uit eeuwenoude bloedlijnen.
Waarom zou dit je aan het hart moeten gaan?
Mensen in Nederland zijn geen vreemden voor het beschermen van kwetsbare soorten. Of het nu om de Grutto, otters in Overijssel of zeldzame planten in de duinen gaat — biodiversiteit is ons veel waard. De strijd voor het behoud van de kākāpō toont aan hoe ver wetenschap kan én wil gaan om evolutionaire geschiedenis veilig te stellen. Met een beetje geluk vliegen deze olijke nachtvogels dan wel niet — maar ze inspireren wereldwijd door hun overlevingsdrang en het lef van mensen die geen enkele soort willen opgeven.