Stel het u even voor: zo’n 43.000 jaar terug, in het hart van het huidige Spanje, raapt een Neanderthaler (Homo neanderthalensis) een grillige granieten steen op – net geen 25 centimeter lang. Iets in die steen — misschien de gelijkenis met een langgerekt gezicht — trekt zijn aandacht. Hij tilt de steen op, bekijkt hem van dichtbij, doopt z’n vinger in rood pigment en laat pal op de plek die hij als “neus” ziet, een duidelijke markering achter.
Dit ogenschijnlijk simpele gebaar is recent uitvoerig onderzocht en beschreven in het vakblad Archaeological and Anthropological Sciences (24 mei 2025). Het zou wel eens de oudst bekende complete menselijke vingerafdruk kunnen zijn — én het oudste stuk mobiele kunst van Europa.
Een steen zoals je ze zelden vindt
Deze bijzondere vondst werd feitelijk pas in juli 2022 gedaan bij opgravingen in de rotsschuilplaats San Lázaro, net buiten Segovia (Castilië en León). De Spaanse archeologen waren direct gefascineerd — dit was geen werktuig zoals ze die kenden.
“Het had een vreemde vorm en precies daarop een roestrode stip. Het viel iedereen meteen op,” vertelt David Álvarez Alonso, archeoloog aan de Complutense Universiteit te Madrid, in The Guardian. Iedereen dacht hetzelfde: je kijkt en je ziet gewoon een gezicht.
Drie natuurlijke deukjes aan één kant lijken op ogen en een mond, met het okerrode stipje als neus. “We hebben forensische experts gevraagd: ‘Is dit met een vingertop aangebracht?’ En ja, zo bleek.”
Multispectrale analyse bevestigde: het is echt een vingerafdruk, vermoedelijk van een volwassen man. Het gebruikte okerpigment bestond uit ijzeroxiden en kleimineralen — in de lokale grot en omgeving niet voorhanden. Ook de steen zelf lag voorheen in een rivierbedding, een flink stuk lagerop — hij is dus meegebracht.
Toeval? Nauwelijks. Er zijn geen sporen van ander gebruik — geen krasjes, geen afgesleten plekken. Dus waarom al die moeite voor een markering die nergens voor lijkt te dienen? De onderzoekers suggereren een symbolische handeling. Misschien was de Neanderthaler geraakt door een vrij universeel fenomeen: pareidolie — gezichten zien in dingen die geen gezichten zijn.
Neanderthalers als vergeten kunstenaars?
Met deze vondst laait de discussie weer op: waren Neanderthalers kunstenaars? “Het feit dat deze steen selectief is uitgezocht vanwege z’n uiterlijk en doelbewust is gemarkeerd, toont aan dat hier een mens staat die kon symboliseren, verbeelden en denken in beelden,” aldus de onderzoekers.
Drie essentiële cognitieve processen voor kunst kwamen hier samen: het mentaal vormen van een beeld, doelgerichte communicatie en betekenis toekennen. Dit simpele kiezeltje is misschien wel de oudste abstracte gezichtsvoorstelling uit de prehistorie — als we uitgaan van de theorie rond pareidolie.
David Álvarez Alonso vat het scherp samen: “Waarom zou een Neanderthaler deze steen niet op dezelfde manier als ons zien? Zij waren óók mensen.” Toch rust op deze uitgestorven soort nog vaak het stigma van de ‘simpelerd’. Een “moderne” mens kreeg tien tegen één meteen erkenning voor z’n creativiteit — een Neanderthaler niet. De wetenschap heeft hiermee blijkbaar nog steeds moeite.
Van rode stippen tot arendklauwen: Neanderthaler-expressie door de tijd
De laatste jaren vinden archeologen in Europa geregeld sporen die anders wijzen. Denk aan met oker beschilderde schelpen in de Cueva de los Aviones (Spanje), abstracte gravures in de grot van Gorham (Gibraltar), arendklauwen als sieraad uit Krapina (Kroatië), maar ook het bewerkte bot uit de Einhornhöhle in Duitsland. En nu dus deze steen: duidelijk gekozen en doelbewust bewerkt.
Elk object bevat het spoor van een intentionele, vaak rituele of misschien simpelweg menselijke beweging — zonder directe praktische functie. Dat suggereert een soort gecodeerde expressie, misschien voor ritueel, identiteit of gewoon het plezier van iets maken. Genoeg aanleiding om de grens tussen “kunst” en functionele objecten in de prehistorie opnieuw onder de loep te nemen.
De vondst bij Segovia — met een rood puntje, een vingerafdruk en een vaag gezicht — lijkt klein. Maar ze zet ons aan het denken: waren Neanderthalers écht zulke grotbewoners zonder fantasie, of zijn we ze gewoon jarenlang collectief onderschat?