Appels en peren die in de Goudse boomgaard op de grond vallen, daar kijkt niemand in Nederland van op. Maar wat er onder dit alledaagse tafereel schuilgaat, is allesbehalve gewoon. Vorig jaar wisten onderzoekers van het Max Planck Instituut voor Diergedrag en de Universiteit van Konstanz in Zuid-Duitsland iets vast te leggen wat tot dan toe niet meer dan een mythe uit het laboratorium was: levende torens van microscopisch kleine rondwormen — samenklonteringen die zich als één superorganisme voortbewegen.
Van laboratoriumverhaal tot Hollandse boomgaard
Tot voor kort dacht men dat die verticale torens van nematoden alleen in laboratoriumomstandigheden voorkwamen. Zo’n biologisch rariteit die spontaan buiten niet kan ontstaan, toch? Nou, niet dus. onderzoeksteam ontdekte tijdens een veldstudie tussen de fruitbomen zwermen uiterst kleine wormpjes die elkaar opzochten en zich letterlijk op elkaar stapelden — zo ontstonden kronkelende kolommen die uit het rottingsmateriaal opstaken. Deze torens bestonden vooral uit extreem resistente larvale stadia van de wormen, een soort lifters op zoek naar een andere plek om te leven.
En het boeiende is: het blijkt geen chaotische zwerm, maar een strak georganiseerde samenwerking met één doel — collectief verplaatsen naar een veiliger habitat. Zodra deze wormkolommen een passerende insectenlijf waarnemen, laten ze zich los van de grond en grijpen zich vast. op deze manier liften ze bijvoorbeeld met een kever of een slak — en krijgen zo toegang tot vers voedsel.
Brainpower zonder hersens: hoe een wormenkolom beweegt
Om te snappen hoe deze biologische torens precies werken, brachten de onderzoekers het fenomeen naar de petri-schaal, met het bekende labwormpje Caenorhabditis elegans op een simpele voedingsgel. Zodra iemand een borstel op de plaat plaatste, begonnen de wormen binnen twee uur enthousiast te klonteren tot verticale groeisels.
Wat écht fascinerend is: deze ‘torens’ zijn geen standbeelden. Wanneer ze zachtjes met een glasstaaf geraakt werden, reageerden ze direct en strekten ze uit naar de prikkel — net alsof ze samen één groot dier vormen. Sommige delen van de toren ontwikkelden zelfs ‘armen’ naar de randen van het petrischaaltje, waardoor bruggen ontstonden naar nieuwe plekken.
En misschien het meest bijzonder: binnen zo’n wormen-constructie bestaat geen bazen-cultuur. Het maakt niet uit of je een jong nematode-larve bent of een wat ouder exemplaar — iedereen doet even hard mee. In het lab zag men geen enkele specialisatie. Bij wilde nematodenpopulaties, die genetisch diverser zijn dan hun laboratorium-broertjes, willen wetenschappers dit fenomeen nog verder uitzoeken.
Van samenwerkende wormen naar nieuwe technologische oplossingen?
Deze ontdekking opent deuren die verder reiken dan alleen de biologie. Het coördineren van beweging en structuur zonder centrale aansturing — dat klinkt verrassend veel als een hedendaags robotprobleem. Geen wonder dus dat ook robotica-ingenieurs en fysici van TU Delft of Eindhoven TU zich inmiddels op dit verschijnsel stortten. Als wij kunnen doorgronden hoe nematoden hun collectieve intelligentie organiseren, kunnen we die kennis misschien toepassen op flexibele robots of zelfs micro-chips die zelfstandig samenwerken.
Overigens snijdt deze ontdekking ook een ander belangrijk punt aan: de sensoren waarmee zulke wormen hun buren en omgeving inschatten zijn niets meer dan basale voelhaartjes en chemische signalen. Toch lukt het ze om zonder duidelijke leider of ingewikkelde communicatie toch samen als één organisme te functioneren. Dat is voor evolutionair biologen in Amsterdam of Nijmegen best een klein mirakel.
Een oud trucje dat we pas nét doorhebben?
In de natuur zijn groepsstrategieën niets nieuws. mieren bouwen bruggen over sloten, slijmzwammen vormen samen een zwermlichaam, spintmijten overleven in een zijden bol. Maar nematodentorens zijn extra bijzonder omdat deze diertjes geen zenuwstelsel of complexe zintuigen hebben, en tóch het grootste deel van het werk gezamenlijk doen.
Waarom hebben we dit nu pas gezien? Voor Nederlanders is het antwoord simpel: deze wormpjes zijn zelfs onder een loep nauwelijks zichtbaar. Daarnaast kijken biologen meestal naar spectaculairdere verschijnselen (de Zeearend boven de Biesbosch trekt tenslotte meer aandacht dan een paar miljoen minuscule wormen in de modder). Toch blijkt: onder je voeten — letterlijk tussen de gevallen Elstar-appelen en Conference-peren — zijn natuurlijke geheimen te vinden die je zullen verbazen.
De volgende stap: genetische diversiteit & de evolutie van samenwerking
De onderzoekers willen nu weten: werken gemengde populaties, met een grotere genetische variatie, samen net zo efficiënt als hun kloonbroertjes uit het laboratorium? Kan het zijn dat de torens bij bepaalde wormensoorten groter en sneller worden, afhankelijk van het insect waar ze mee meerijden?
Een van de mooiste scenario’s? De wormentorens zijn volgens experts misschien een stap in de evolutie van individuele mobiliteit naar oprechte groepsintelligentie. Nog geen samenleving zoals bij bijen of mieren, maar wel een stadium waarin samenwerking en ‘collectieve hersens’ daadwerkelijk het verschil maken — vooral als het buiten guur of riskant wordt.
Uiteindelijk zijn deze levende wormentorens niet zomaar een biologisch rariteitje. Ze zijn een les in hoe zelfs het kleinste samenwerkende organisme een grote impact kan hebben. Dit soort minuscule samenlevingen verdienen meer aandacht — van Leiden tot Leeuwarden. wie weet wat we van hen leren om met elkaar, als samenleving, een betere toekomst te bouwen.