Stelt u zich voor: een eik langs de Amstel, een libel bij het Groningse Paterswoldsemeer, en beren ver buiten onze landsgrenzen — schijnbaar willekeurige punten op de biologische wereldkaart. Maar volgens een baanbrekend onderzoek uit 2025, gepubliceerd in Nature Ecology & Evolution, volgt biodiversiteit wereldwijd een verrassend uniform patroon. Wat blijkt? Soorten hopen zich op in zogeheten ‘centrale zones’, van waaruit ze langzaam verspreiden naar randgebieden. Dit geldt voor planten, vogels, reptielen en zelfs Nederlands bekende waterdieren.
Dit grote onderzoeksproject werd geleid door Rubén Bernardo-Madrid van de Universiteit van Umeå (Zweden). Samen met zijn team onderzocht hij de verspreiding van meer dan 30.000 soorten — van Zaanse koffieplantjes tot Afrikaanse olifanten, al klinkt dat wat vergezocht.
Waarom verzamelen soorten zich juist in zulke centrale zones? in die kerngebieden zijn de omstandigheden het gunstigst voor overleven en evolutie. Bernardo-Madrid legt uit: “Elke bioregio kent een centrale plek waar de meeste soorten samenleven. Vanuit zo’n hotspot breidt de biodiversiteit zich uit, maar slechts een deel van die planten, dieren of insecten kan zich daarbuiten handhaven.”
Dit inzicht verandert onze kijk op ecosystemen radicaal. deze ‘motorzones’ zijn niet alleen de thuisbasis van de grootste soortenrijkdom, ze zorgen ook voor de verspreiding en vernieuwing van biodiversiteit — als ware het een ecologisch powerhouse. De boodschap is duidelijk: wie biodiversiteit wil behouden in Nederland, moet juist zich richten op deze kerngebieden.
Omgevingsfilters: waarom overleeft niet elke soort overal?
Het patroon is te verklaren via het principe van omgevingsfiltering. Dit houdt in dat alleen soorten die zich voldoende weten aan te passen – aan de lokale temperatuur, vochtigheid, droogte of bijvoorbeeld het zouter wordende Markermeer – ergens daadwerkelijk kunnen overleven. Manuela González-Suárez van de Universiteit van Reading zegt: “Het maakt niet uit of hitte, kou, droogte of zout het probleem vormt. Wie zich niet aanpast, valt af.”
Wat deze studie bijzonder maakt, is dat het fenomeen nu eindelijk wereldwijd is bewezen met harde data. Dit patroon, zichtbaar over meerdere continenten en ecosystemen, biedt een nieuw, krachtig hulpmiddel voor natuurbehoud. We kunnen er mee voorspellen hoe natuurgebieden reageren op klimaatverandering — best handig als u bedenkt hoe veranderlijk het weer inmiddels is in Nederland.
Het onderzoek onderstreept dat natuurbescherming zich moet richten op de centrale motorzones. Zoals José Luis Tella van het Spaanse onderzoeksteam zegt: “Het beschermen van deze kerngebieden is essentieel. Ze zijn de sleutel tot effectieve strategieën voor behoud.”
Globaal begrijpen hoe het leven zich ordent, stelt ons in staat om risico’s als klimaatstress, habitatverlies of urbanisatie (denk aan nieuwe Vinex-wijken) beter op te vangen met beperkte middelen. Focussen op die sleutelplekken — of dat nu de Veluwe, een poldernatuurgebied of een Waddenzee-locatie is — maakt behoud effectiever. Het geeft ons de kans om met minder middelen meer verschil te maken.
Het idee dat een relatief eenvoudige regel de diversiteit van het leven op aarde kan verklaren, is eerlijk gezegd best indrukwekkend. Joaquín Calatayud van de Universiteit Rey Juan Carlos vat het treffend samen: “Dit patroon suggereert dat het leven op aarde op sommige punten zelfs voorspelbaar is.” En als u zoals ik wel eens gefrustreerd naar de verwarring in uw tuin kijkt: voorspelbaarheid klonk mij zelden zo geruststellend in de oren.