Het Provinciaal Hof van León concludeerde dat er geen sprake was van verduistering — het was niet bewezen dat het geld uitsluitend van de overledene kwam, of dat de vrouw uit was op persoonlijk gewin.
Een opvallende uitspraak uit 2025: het Gerechtshof van Baskenland heeft een vrouw vrijgesproken die verdacht werd van het toe-eigenen van meer dan €80.380 uit drie gezamenlijke bankrekeningen met haar broer, die in 2016 overleed. De neven en nichten van de overledene vonden dat hun tante dat geld onrechtmatig had achtergehouden — volgens hen hoorde het bij de erfenis te worden verdeeld. Maar de rechter dacht daar anders over en zag geen sprake van een misdrijf.
Op het moment van het overlijden van haar broer heeft de vrouw bijna het volledige saldo van de gezamenlijke bankrekening overgemaakt naar een nieuwe rekening op eigen naam. een opvallend detail: drie dagen na het overlijden sluisde zij €80.380 weg. Nadat de neven en nichten hier lucht van kregen, besloten zij hun tante aan te klagen vanwege het wegsluizen van het geld — in totaal stond er €171.621,34 op de gezamenlijke rekeningen. Vrijwel alles daarvan verscheen plots op haar persoonlijke rekening.
Volgens de klagers behoorde het geld niet toe aan hun tante — het moest volgens hen verdeeld worden onder alle erfgenamen. De advocaat van de vrouw kwam echter met een handschriftelijk testament van de overledene én stelde dat de gezamenlijke rekeningen juist een gedeelde financiële relatie tussen broer en zus lieten zien. Klinkt als een klassieke familiezaak hè?
Geen bewijs van diefstal of eigenbelang
Het hof in León — later bevestigd door het gerechtshof in Baskenland — wees de beschuldigingen af. Het was niet aangetoond dat het geld uitsluitend van de overleden broer was, of dat de vrouw moedwillig iets van iemand anders had afgepakt. Zoals de rechtbank het formuleerde: ‘De aanklagers hebben ook niet laten zien waar het geld op de rekeningen precies vandaan kwam, of waarom het onmogelijk is dat de overledene vrijwillig geld aan zijn zus heeft geschonken’.
Ook wordt benadrukt: ‘Het hof is er niet van overtuigd dat de vrouw met kwade opzet of met het doel zich gelden toe te eigenen die niet van haar waren, de overboekingen heeft gedaan. En er zijn onvoldoende argumenten om de klagers een deel van het saldo van deze rekeningen toe te wijzen. hierdoor wordt de vrouw volledig ontslagen van strafrechtelijke aansprakelijkheid’.
Burgelijk recht, geen strafrecht
De rechtbank wees erop dat dit soort conflicten eigenlijk via het civiel (burgerlijk) recht en niet strafrecht opgelost moeten worden. Want al zijn de neven en nichten ervan overtuigd dat zij recht hebben op een deel van het geld — er is geen bewijs van diefstal of kwaadaardige bedoelingen. ‘De vraag van wie het geld is, is in de kern een civielrechtelijke kwestie’, aldus het vonnis.
De uitspraak bevestigt: zonder sterk bewijs dat het geld puur van de overledene was of dat de vrouw doelbewust kwaad deed, volgt er geen strafrechtelijke veroordeling. Echter, de rechter herinnerde eraan dat ‘de erfgenamen altijd nog een civiele procedure kunnen starten als zij vinden dat zij recht hebben op (een deel van) het geld’.
Kortom: strafrechtelijk is de zaak gesloten, maar wie zich in een vergelijkbare situatie bevindt — zoals families die aan de Zuidas of op de Markt in Groningen discussiëren over een nalatenschap — kan nog altijd via het civiele recht hun gelijk proberen te halen. het draait, zoals wel vaker, vooral om bewijs en heldere afspraken.